Het is nu bijna drie jaar geleden, dat ik de brieven van Gerard Schampers in handen kreeg. Een student in oorlogstijd, wonend in Helmond en studerend in Tilburg. In 1943 werd hij, met een groep andere studenten naar Duitsland gestuurd. Eerst naar Herzberg am Harz, daarna naar Dassel. In juni en augustus 2023 bezocht ik Dassel al tweemaal. In oktober 2024 keerde ik samen met buurman Eric, voor een derde keer terug, waar we voor het eerst Herzberg am Harz aandeden. Nu, eind maart 2025, gaan we voor een vierde keer richting Dassel.
Het was zondag 19 september 1943. Gerard Schampers en zijn medestudenten waren al vier maanden tewerkgesteld in de Ruwowerk-fabriek in Dassel. Dassel ligt in het midden van Duitsland, vlakbij het iets grotere Einbeck. Geregeld gingen de studenten met de trein naar Einbeck voor boodschappen of de was. Op deze zondag zat Gerard in de trein terug naar Dassel, waar hij een Nederlander tegen kwam:
“'n Zekere heer Sluis, steenfabrikant, hij woont ± 8 km van Dassel. Z'n fabriek is van hogerhand stilgelegd. Hij heeft me uitgenodigd 'ns op bezoek te komen. Ik heb die uitnodiging natuurlijk aangenomen en ben van plan er binnenkort 'ns naar toe te gaan.”[1]
In een latere brief van Schampers bleek, dat hij toch niet bij Sluis op bezoek was gegaan. Op een vraag van zijn moeder antwoordde hij: “Mama vraagt of ik nog bij Sluis ben geweest. Dat heb ik niet gedaan omdat ik wel 'ns wat over hem heb horen vertellen, nu hecht ik daar niet veel waarde aan, maar hij woont nog al 'n eind weg dan moet ik 'n paar uur lopen en dat heb ik er niet voor over. Dan is 't al zo lang geleden dat ik hem gesproken heb dat ik nu nog moeilijk aan kan komen. ” [2]
Bron: Jeroen Koppes.De heer Sluis kwam ook voor in het dagboek van een andere dwangarbeider. Piet van Maris was tijdens de Kerkrazzia in oktober 1944 opgepakt en naar Duitsland gestuurd. Hij kwam terecht in Rotenkirchen, een grote boerderij ten zuiden van Einbeck. Piet schreef over Sluis:
“Toen we enkele weken in Rotenkirchen waren en ik tegen negen uur ’s morgens zoals gewoonlijk een paar matten buiten het zijpoortje aan de weg uitklopte, stopte er een man op een fiets en die begon in het Nederlands tegen mij te spreken. Hij deed nogal vreemd en leek mij wat angstig, wat gespannen. Hij vertelde Sluis te heten en in een dorp zes kilometer noordelijk van Rotenkirchen, in Wellersen te wonen. Hij beheerde daar een steenfabriek, maar omdat die nu niet werkte, wegens gebrek aan brandstof, moest hij in Odagsen kantoorwerk doen op het gemeentehuis. Hij kwam elke morgen hier langs en had gehoord dat er een grote groep Nederlanders bij Rabbethge und Co terecht gekomen was. In eerste instantie vertrouwde ik de man niet zo erg. Een Nederlander in Duitsland!? Dat kon ook een nazi zijn, dus oppassen geboden.” [3]Zowel Piet als Gerard hadden hun bedenkingen over Sluis. Piet schreef er verder over:
“Ik vertelde de kok van deze ontmoeting, maar die wilde er de volgende dag ook wel eens mee praten. Ik ging de volgende morgen op verzoek van de kok op de uitkijk staan en toen ik hem aan zag komen heb ik de kok gewaarschuwd. De kok was na deze eerste kennismaking met Sluis erg enthousiast. Sluis nodigde ons zelfs uit om hem in Wellersen op te komen zoeken, want hij wilde liever niet hier met ons praten. Dat kon voor hem problemen geven. Enkele dagen later werd een avond afgesproken en we zouden met drie man, te weten de kok dus Hanraats, Pierre de Roy, beiden uit Kessel en ik, in het geheim, dat wil zeggen zonder toestemming aan de Duitsers te vragen, in het donker naar Wellersen gaan. Ook hebben we in eerste instantie niemand van ons eigen gezelschap van dit bezoek op de hoogte gesteld. Van de Poolse meisjes die als melkster werkzaam waren op de veeafdeling konden we fietsen lenen. We werden door Sluis heel gastvrij ontvangen. Hij bleek met een Duitse vrouw uit Wellersen getrouwd te zijn. Zij was de feitelijke eigenaresse van de steenfabriek. We mochten er zelfs naar de Engelse zender luisteren en we keerden zeer voldaan weer terug naar huis. Van nu af aan vertrouwden we Sluis en wanneer er nieuws te melden was, dan kregen we dat als regel 's morgens al van hem te horen. Zo bleven we goed op de hoogte van het nieuws van de fronten, wat voor ons toen erg belangrijk was.” [4]
Bron: McMaster University.Wellersen is een klein plaatsje grofweg tussen Dassel en Rotenkirchen. Na de eerste echte kennismaking met Sluis viel alles mee en bleek hij ook nog naar de illegale Britse radio te luisteren. Maar wie was die Sluis en waar woonde en werkte hij?
Wellersen is nu niet heel veel groter, dan dat het in de oorlog was, alleen in zuidwesten is een klein wijkje verrezen. Er was, en is, maar één steenfabriek in het dorpje; de Alten Ziegelei, van de familie Alten. Ons eerste bezoek is dan ook aan deze steenfabriek. De huidige eigenaar weet ons te vertellen dat de fabriek sinds 1929 in handen is van de familie Alten, van een meneer Sluis heeft hij nog nooit gehoord. Ook zou er geen dame uit de familie zijn geweest, die met een Nederlander getrouwd was. Hij is de derde generatie in de fabriek, helaas is zijn vader twee jaar geleden overleden, waardoor er niet meer informatie beschikbaar is. Hij verwijst ons door naar een oudere man, woonachtig aan het einde van de straat.
Eenmaal daar aangekomen en vragen we opnieuw naar de heer Sluis. Ook deze man weet ons niks te vertellen. Die naam heeft ook hij nog nooit gehoord. Na wat verder praten, weet hij zich de Nederlander toch te herinneren, alleen was de uitspraak volgens hem wat anders: Slu-is, meer dan dat weett hij echter ook niet te vertellen. We worden doorverwezen naar de volgende, nog net iets oudere, man in het dorp.
Eenmaal daar aangekomen weet hij zich meneer Sluis, of Slu-is, direct te herinneren. Sluis was getrouwd met een Duitse en had vermoedelijk twee dochters. Ze hadden de steenfabriek gepacht van de familie Alten, maar vertrokken een aantal jaar na de oorlog. De voornaam van meneer Slu-is, de naam van zijn vrouw, of andere gegevens weet hij zich niet meer te herinneren. Daarvoor komen we, volgens hem, tientallen jaren te laat.
Wat we nu zeker weten, is dat meneer Sluis bij de steenfabriek werkte. Wie hij was, of waarheen hij na de oorlog vertrok, weten we echter nog niet. En hij kan natuurlijk ook nog Sluijs, Sluys of Schluis hebben geheten, of wellicht had zijn naam nog wel een andere schrijfwijze. Wij zijn toch wel benieuwd naar deze man, die naar de illegale radio luisterde en zo zijn landgenoten toch een beetje probeerde te helpen. We hebben hem nu alleen nog niet kunnen vinden.
Bron: Jeroen Koppes.Lees ook de andere delen in deze serie:
-
Dasselse dwangarbeiders: Rondje vier (1/4)-
Dasselse dwangarbeiders: Op zoek naar meneer Sluis (2/4)- Dasselse dwangarbeiders: Op zoek naar de familie Fischer (3/4)
- Dasselse dwangarbeiders: Uslar (4/4)
Noten
- Brief Gerard Schampers, 20-09-1943.
- Brief Gerard Schampers, 26-12-1943.
- TracesOfWar.nl - Mijn herinneringen aan de Kerkrazzia.
- TracesOfWar.nl - Mijn herinneringen aan de Kerkrazzia.