Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd opdracht gegeven tot de bouw van vier nieuwe torpedobootjagers. Deze schepen waren een stuk groter dan hun voorgangers, de Admiralen-klasse. Van de vier schepen werden er slechts twee voor de Duitse inval in mei 1940 tewatergelaten. Slechts één schip wist te ontkomen naar Engeland. Van de drie overige schepen werd één schip afgebouwd en in dienst genomen door de Kriegsmarine. Beide schepen gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren.
Hr. Ms. Gerard Callenburgh (1939) ZH 1 (1942) - Zerstörer Holland 1 |
12 oktober 1938: kiellegging 12 oktober 1939: tewaterlating 11 oktober 1942: aflevering 9 juni 1944: gezonken |
Hr. Ms. Tjerk Hiddes (1939) ZH 2 (1942) - Zerstörer Holland 2 |
1 oktober 1938: kiellegging 12 oktober 1939: tewaterlating 14 mei 1940: afgezonken juni 1942: gelicht en sloop |
Hr. Ms. Isaac Sweers (1940) |
26 november 1938: kiellegging 16 maart 1940: tewaterlating 29 mei 1941: aflevering 13 november 1942: gezonken |
Hr. Ms. Philips van Almonde
(1940) |
2 maart 1939: kiellegging 17 mei 1940: vernield op de helling |
In 1922 had een vlootwetcommissie bepaald dat de vloot van de Koninklijke Marine de komende jaren minimaal zou moeten bestaan uit onder andere 24 torpedobootjagers. In oktober 1923 werd dit vlootwetsontwerp verworpen door de Tweede Kamer. In 1930 werd door de toenmalige minister van Marine, dr. L.N. Deckers, het aanbouwbeleid voor de marine bepaald van 1930 tot 1940. Het zogenaamde “vlootplan Deckers” behelsde slechts de helft van het aantal te bouwen eenheden in vergelijking met het in 1923 voorgestelde plan en werd daarom ook wel het “halve minimum” genoemd.
Volgens het vlootplan Deckers zou de Nederlandse marine in 1940 dus moeten beschikken over 12 torpedobootjagers. Vijf van dit soort schepen waren tijdens de goedkeuring van minister Deckers` plan reeds in de vaart en de volgende drie torpedobootjagers van de Admiralen-klasse zouden in 1930 en 1931 de serie van acht completeren. Er was dus ruim voldoende tijd om het aantal jagers voor 1940 op de gewenste sterkte te brengen. Toch duurde het nog tot 1938 en 1939 voordat de nieuwe schepen van de Gerard Callenburgh-klasse op stapel gezet werden. De steeds voortdurende aanvallen op de defensiebegroting en de daarop volgende bezuinigingen waren hier vooral debet aan.
In oktober 1938 werden bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij te Rotterdam de Hr. Ms. Gerard Callenburgh en de Hr. Ms. Tjerk Hiddes op stapel gezet. In november van datzelfde jaar en in maart 1939 werden bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen de kielen van zusterschepen Hr. Ms. Isaac Sweers (1940) en Hr. Ms. Philips van Almonde gelegd.
Het feit dat de bouw van de nieuwe torpedobootjagers zo kort voor de Tweede Wereldoorlog pas een aanvang nam betekende dat de oorlogsschepen niet gereed waren toen de Duitsers Nederland op 10 mei 1940 binnenvielen. Slechts één van de jagers, de Isaac Sweers, kon weggesleept worden naar Engeland en werd daar afgebouwd. Het nog op de helling staande casco van de Philips van Almonde was nog slechts een week verwijderd van de tewaterlating. Er werd nog getracht dit voortijdig te doen maar dit mislukte. Op 17 mei werd de romp opgeblazen door een Britse vernielingsploeg. De aan de afbouwkade liggende Gerard Callenburgh en Tjerk Hiddes werden in de Nieuwe Waterweg door marine- en werfpersoneel op 15 mei 1940 tot zinken gebracht. De Gerard Callenburgh en de Tjerk Hiddes werden door de Duitsers gelicht en zouden afgebouwd moeten worden als Zerstörer Holland 1 en 2. Het casco van de Tjerk Hiddes, dat pas in juni 1942 gelicht werd, bleek echter onherstelbaar beschadigd en is te Hendrik Ido Ambacht gesloopt.
De voortstuwingsinstallaties van de niet voltooide torpedobootjagers van de Gerard Callenburgh-klasse bevonden zich in mei 1940 in verschillende stadia van afbouw. Tijdens de bezetting hebben de Duitsers geprobeerd deze turbine-installaties te laten voltooien. Door opzettelijke vertragingen van werfpersoneel is dat niet gelukt. Na 1945 werden de installaties alsnog afgebouwd en geplaatst in de vier nieuwe onderzeebootjagers van de Holland-klasse. Deze vier jagers, Hr. Ms. Holland, Zeeland, Noord Brabant en Gelderland, werden in 1954/1955 in dienst gesteld en de turbine-installaties leverden de schepen 45.000 pk machinevermogen en een maximale snelheid van 32 knopen op.
Het ontwerp van de torpedobootjagers van de Gerard Callenburgh-klasse was afkomstig van de Nederlandse ingenieur G. `t Hooft. Hoewel er uiteindelijk slechts één van de torpedobootjagers in daadwerkelijke Nederlandse dienst kwam, bewees deze jager een uitstekend schip te zijn dat vergelijkingen met tijdgenoten van de Royal Navy glansrijk kon doorstaan. De Britse eskadercommandanten onder wie Hr. Ms. Isaac Sweers gediend heeft, konden het schip dan ook zonder enige beperkingen inzetten voor de taken waar zij voor gebouwd was. De Duitsers prezen de nautische kwaliteiten van de ZH 1 en hadden grote bewondering voor het ontwerp. Tijdens de zware weersomstandigheden in de Golf van Biskaje en de Atlantische Oceaan bleek de aangepaste torpedobootjager van de Gerard Callenburgh-klasse over een grotere zeewaardigheid te beschikken dan de Duitse torpedobootjagers.
Het is dan ook bijzonder spijtig te moeten concluderen dat Nederland over vier uitstekende torpedobootjagers had kunnen beschikken als de geldkraan niet zolang dichtgedraaid was gebleven. Over dit te laat bestellen van de broodnodige oorlogsschepen vermeldt K.W.L. Bezemer in zijn boek “Zij vochten op de zeven zeeën” het volgende: “Nederland had er toe besloten brandblusmateriaal te bestellen, met een levertijd van enige jaren, toen de vlammen reeds rondom zichtbaar waren”.
Klasse: | Gerard Callenburgh-klasse |
Aantal in klasse: |
4 |
Land: |
Nederland |
Type: |
Torpedobootjagers |
Waterverplaatsing: |
1.628 ton standaard 2.240 ton beladen |
Lengte: |
106,30 meter |
Breedte: |
10,30 meter |
Diepgang: |
3,20 meter |
Aandrijving: |
2 schachten 2 Parsons geschakelde turbines 3 Yarrow boilers 45,000 hp (34,000 kW) |
Snelheid: |
36 knopen (66,67 km/u) |
Bereik: |
9.990 km bij 19 knopen (35,19
km/u) |
Bewapening: |
2x2, 1x1 120 mm geschut 4x 40 mm luchtafweer 4x 12,7 mm /62 Vickers Mk III 2x4 533 mm torpedolanceerbuizen 4 dieptebommenwerpers |
Bemanning: |
180 |
Onlangs verscheen het 1e deel van het naslagwerk Nederlandse marineschepen 1939-1945, geschreven door Peter Kimenai. We stelden de auteur via e-mail enkele vragen over zijn nieuwe boek. Een recensie volgt later nog.
Het eerste deel van het naslagwerk Nederlandse marineschepen 1939-1945 is in maart 2019 gepubliceerd door uitgeverij Lanasta. De schrijver is Peter Kimenai, medewerker van TracesOfWar.nl sinds 2009 en deskundige op het gebied van de Nederlandse marine in oorlogstijd. Dit eerste deel gaat over kruisers, torpedobootjagers, kanonneerboten en escorteschepen.