Het Verzetsherdenkingskruis werd bij Koninklijk Besluit No. 104 op 19 december 1980 ingesteld ter gelegenheid van de 35e herdenking van de bevrijding. De onderscheiding was bestemd voor zij die deelnamen aan het verzet tegen bezetters van Nederlands grondgebied. Diegenen die er voor in aanmerking wilden komen dienden de onderscheiding zelf aan te vragen en er diende voldoende bewijs van hun verzetsdaden te kunnen worden overlegd. Het kruis werd uiteindelijk 15.300 keer toegekend.
Het zilveren kruis werd vervaardigd door de Rijksmunt en volgt in draagorde het Oorlogsherinneringskruis maar gaat voor het Ereteken voor Orde en Vrede. De achtergrond van het verzet wordt getoond door de horizontale tekst "de tyrrany verdryven", gehaald uit het Wilhelmus. In de verticale balk wordt middels een vlammend zwaard de slagvaardigheid en het vuur van geestelijk verzet gesymboliseerd. De kleuren van het lint staan symbool voor de eenheid van Nederland en het Huis van Oranje, gevat in een zwarte achtergrond van rouw.
Het kruis kon worden toegekend aan:
- een ieder die behoorde tot een in het Koninklijk Besluit van 5 september 1944 Stb. E 62 genoemde erkende verzetsgroep of tot een andere bij de Buitengewone Pensioenraad dan wel de Stichting 1940-1945 bekende verzetsgroep;
- een ieder die blijkens een beschikking van de Buitengewone Pensioenraad als deelnemer aan het verzet in de zin van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 is of wordt erkend, ongeacht of hij/zij al dan niet in het genot is van een pensioen krachtens deze wet;
- een ieder aan wie met toepassing van de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen (wet van 20 januari 1976 Stb. 19) onder de wapenen doorgebrachte tijd is toegekend;
- de militairen die hebben behoord tot de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten in bezet gebied (ingevolge artikel 2, 5e lid van de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen;
- een ieder, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië op door Japan bezet gebied of Japans gebied aan, naar het oordeel van het betreffende comité, bedoeld in artikel 4, als verzet tegen de vijand aan te merken handelingen heeft deelgenomen
- een ieder die, niet vallende onder de bepalingen van a. tot en met e., naar het oordeel van het comité als bedoeld in artikel 4, eveneens als verzetsdeelnemer kan worden beschouwd.
Tot slot werd aangemerkt dat toekenning niet zal geschieden aan degene die zich tijdens de bezetting van het Koninkrijk uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen.
De onderscheiding kon ook postuum worden toegekend. De eerste uitreikingen vonden plaats op 5 mei 1981 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam.