Terwijl Harry Evers als lid van het Dordtse politiekorps tijdens de Duitse bezetting bekend stond als een fanatiek Jodenjager en oorlogsmisdadiger, zou hij op ingenieuze wijze hebben samengewerkt met de top van de illegaliteit. In ‘De Dordtse affaire’ onthult Frank van Riet (1964) deze geschiedenis en toont aan dat er meer geheimen en mysteries aan de bezetting kleefden dan lange tijd werd gedacht. Hij komt met opzienbarende ontdekkingen en conclusies over verzet, vervolging en verraad in en om Dordrecht. De auteur schreef eerder o.a. ‘De bewakers van Westerbork’ en ‘Handhaven onder de Nieuwe Orde’. Wij stelden hem via e-mail enkele vragen over zijn nieuwste publicatie.
Leden van de Binnenlandse Strijdkrachten voor het stadhuis tijdens de bevrijding. Bron: Regionaal Archief Dordrecht (RAD)
Hoe kwam u op het idee om hierover een boek te schrijven?
Gedurende het onderzoek betreffende de rol van het Rotterdamse politiekorps tijdens de bezetting vond ik gegevens waaruit bleek dat twee Dordtse politiemannen in november 1942 samen met hun Rotterdame collega’s feest hadden gevierd in woningen waaruit ze eerder die dag de Joodse bewoners hadden weggevoerd. De beelden van feestende dienders in de leeggehaalde woningen bleven onwillekeurig in mijn geheugen hangen en kwamen telkens weer naar boven als er een onderwerp over de Dordtse bezettingsgeschiedenis voorbijkwam. Bij elke gelegenheid werd mijn nieuwsgierigheid steeds meer geprikkeld en nog vele malen versterkt na een eerste verkenning. Diverse onderzoekers en nabestaanden hadden zich namelijk vanwege uiteenlopende reden stukgebeten op het onderzoek en waren gestopt. Dit stimuleerde mij om de archieven in te duiken met als doel het ontrafelen van de geheimen en mysteries.
Wat houdt de Dordtse affaire precies in?
Harry Evers. Bron: RAD Als er direct na de bevrijding in 1945 binnen een deel van de Dordtse illegaliteit geen reuring was ontstaan over de rehabilitatie van een in hun ogen foute politieman, waren de feiten die geleid hebben tot een affaire waarschijnlijk diep weggestopt en vergeten. Volgens deze feiten zou de betreffende politieman, Harry Evers – een van de feestende politiemannen – werkzaam bij de politieke politie een dubbelspel hebben gespeeld. Terwijl hij in diverse kringen bekend stond als een fanatiek Jodenjager en oorlogsmisdadiger, zou Evers op ingenieuze wijze hebben samengewerkt met de top van de illegaliteit.
Dat hij na de bevrijding schijnbaar moeiteloos het uniform van de Binnenlandse Strijdkrachten aan kon trekken en zelfs hoofd werd van het plaatselijke Bureau Nationale Veiligheid, terwijl zijn directe collega’s in interneringskampen werden opgesloten, werd lang niet door iedereen begrepen en gewaardeerd. Voor menigeen was Evers immers volledig fout geweest.
Tijdens het onderzoek werd al snel duidelijk dat Evers mogelijk bij veel dubieuze praktijken betrokken was geweest, zoals het onderbrengen van een Duitse geheime zender, die na de bevrijding binnen de zogenaamde weerwolforganisatie actief moest worden. Hij kwam daarnaast op strategische plekken waar de Duitsers nagenoeg geen enkele Nederlander toelieten en hij was betrokken bij ruim 250 arrestaties, waarvan ongeveer een derde deel – het merendeel Joden – om het leven kwam. Desondanks bleef de top van de Dordtse illegaliteit hem tot het bittere einde steunen. Er werd beweerd dat zij dit deden omdat Evers hen chanteerde. Waarschijnlijk vanwege het feit dat hij teveel van hen wist wat het daglicht niet kon verdragen.
Volgens de beschrijving van uw boek was de Dordtse illegaliteit tot op het bot verdeeld. Waarover? Heeft dit de effectiviteit van het verzet negatief beďnvloed?
Vanwege de tegenstrijdige berichten over het functioneren van Evers kwamen groepen binnen de Dordtse illegaliteit lijnrecht tegenover elkaar te staan, waardoor al tijdens de bezetting en ook daarna een blijvende en onoverbrugbare kloof ontstond.
Sytze Roelof Beinema. Bron: RAD De arrestatie van Sytze Roelof (Roel) Beinema in april 1944, die beschouwd werd als de grondlegger van de Dordtse illegaliteit en waarbij Evers een prominente rol vervulde, zou mogelijk opzettelijk en onder valse voorwendselen hebben plaatsgevonden, met als doel een wisseling in de top van de Dordtse illegaliteit te forceren, waardoor het leek alsof er sprake was van een interne machtsstrijd.
Enkele mannen die nauw met Beinema hadden samengewerkt begrepen niet waarom de nieuwe top met Evers in zee ging en zij hem na de bevrijding ondanks alle kritiek en commotie bleven steunen. Via ingezonden brieven in kranten en rapporten lieten zij van zich horen. Uit krantenkoppen en opmerkingen als ‘jachthond voor de SD’ en ‘de gevaarlijkste SD-agent in Dordt’ blijkt duidelijk hoe zij over Evers oordeelden. Door hun volhardendheid werd uiteindelijk een onderzoek gestart, met als resultaat dat Evers zich alsnog voor de rechter moest verantwoorden.
Toen in januari 1947 het door Kors van Loon – één van de topmannen en beschermheer van Evers – geschreven boek
Verzet in en om Dordt verscheen, bleek dat er van verbroedering nog altijd geen sprake was. In het boek werd Evers onder de naam ‘Herman’ als een waardevolle medewerker van de voormalige illegaliteit op een voetstuk geplaatst. Zijn rol bij de Jodenvervolging en andere laakbare handelingen werden in het boek geheel buiten beschouwing gelaten. Opmerkelijk is dat dit boek ruim anderhalf jaar na de bevrijding al kon verschijnen. Toen waren immers nog lang niet alle details over de gebeurtenissen tijdens de bezetting bekend, eenvoudigweg omdat de daarvoor bestemde diensten hun onderzoeken nog niet hadden afgerond.
Vanuit diverse kanten en zelfs vanuit de voormalige illegaliteit waren negatieve geluiden te horen over de publicatie. Naast een geromantiseerd beeld van de illegaliteit kwamen opmerkingen als ‘een onbetrouwbare geschiedschrijving’ en ‘geschiedvervalsing’ voor in de reacties. De veronderstelling was dat het boek bedoeld was om het imago van Evers op te poetsen en daarmee de publieke opinie te beďnvloeden.
Nadat de rechtbank Evers in maart 1950 veroordeeld had tot drie jaar gevangenisstraf keerde de rust in Dordrecht enigszins terug. De goede daden van Evers bleken voor de rechter zwaarder te wegen dan zijn foute handelingen bij de politieke politie. De affaire leek in de doofpot te verdwijnen.
Gearresteerde politieke delinquenten op de binnenplaats van de Benthienkazerne. Zij werden door de bewakers vernederd en een enkeling lijkt te zijn mishandeld. Bron: Museum 1940-1945 Dordrecht
In dezelfde tekst wordt gesproken van een taboe dat al vanaf mei 1945 rust op een deel van de bezettingsgeschiedenis van Dordrecht. Welk taboe is dit en is het u gelukt dit te doorbreken?
Het in de doofpot stoppen van de affaire lukte niet volledig. Enkele onderzoekers, onder wie direct betrokkenen, wilden aan de hand van archieven en het benaderen van getuigen en nabestaanden achterhalen wat zich tijdens de bezetting in Dordrecht werkelijk had afgespeeld. Dat was geen eenvoudige opgave, want de meeste getuigen waren inmiddels overleden of wilden geen medewerking verlenen, terwijl diverse archieven niet openbaar of incompleet waren. Tegelijk leek het alsof een onderzoek naar een eventuele Dordtse affaire binnen bepaalde kringen niet werd gewaardeerd. Dit weerhield de onderzoekers er niet van om toch een poging te wagen het mysterie rond Evers en de illegaliteit op te lossen. Ze kwamen echter niet verder dan enkele voorzichtige conclusies.
In feiten rustte dus al vanaf de bevrijding een taboe op onderwerpen die betrekking hadden op de bezettingsgeschiedenis van Dordrecht. Een van de voorbeelden is het geallieerde bombardement op park Merwestein dat plaatsvond op 24 oktober 1944. De illegaliteit claimde dat het bombardement bijzonder succesvol was geweest.
Naarmate de tijd verstreek begon dit verhaal langzaamaan scheurtjes te vertonen. Zo verschenen er geruchten dat het bombardement vooraf was aangekondigd (verraden), waardoor de Duitsers op tijd de bunkers hadden kunnen bereiken. Het door de illegaliteit genoemde aantal slachtoffers aan Duitse zijde was hierdoor meteen zeer twijfelachtig geworden. Dergelijke verhalen kregen niet of nauwelijks een podium.
Wat was Harry Evers voor iemand? Voldoet hij aan het beeld dat u van hem had toen u begon aan uw onderzoek?
Toen ik met het onderzoek begon wilde ik vooral de situatie beschrijven rond twee Dordtse politiemannen die met hun Rotterdamse collega’s feestvierden in de woningen van gedeporteerde Joden en dit koppelen aan de geschiedenis van het plaatselijk politiekorps. Ik was in het geheel nog niet bezig met het ontrafelen van een affaire. Al snel werd duidelijk dat er met betrekking tot Evers in relatie tot de illegaliteit veel meer aan de hand was. Volgens na de bevrijding afgelegde verklaringen had hij een opzettelijke dubbelrol vervuld, waardoor hij voor de illegaliteit heel waardevol zou zijn geweest. Ik verlegde daarom mijn focus en richtte mijn onderzoek volledig op Evers, zijn connectie met de illegaliteit en zijn directe collega’s van de politieke politie.
Bordje ‘Voor Joden verboden’ op de toegangsdeur van het badhuis aan de Vest. Deze bordjes moesten op veel openbare gelegenheden in opdracht van de bezetter worden aangebracht. Bron: RAD
Welke rol speelde de Dordtse politie bij de vervolging van Joden en verzetsmensen? Is deze rol vergelijkbaar met die van de politie in andere Nederlandse steden?
De rol van het Dordtse politiekorps is zeker vergelijkbaar met die van andere Nederlandse steden. Aanvankelijk moesten rechercheurs van de reguliere recherchedienst de opdrachten van de bezetter met een politiek karakter uitvoeren. Toen echter de Jodenvervolging aanstaande was kregen alle steden van enige betekenis opdracht tot het samenstellen van een politieke politieafdeling. De politiemensen die bij deze diensten werden geplaatst waren nagenoeg allemaal nationaalsocialisten. Dit gold in ieder geval voor de politiemannen Theo Lukassen en Arie den Breejen die evenals Evers bij de politieke politie werden geplaatst. Van Evers zelf werd gezegd dat hij in het begin van de bezetting niet negatief oordeelde over de Nieuwe Orde.
Binnen het Dordtse politiekorps vormde de politieke politie voor wet betreft het nationaalsocialistische gedachtegoed een minderheid. Veel politiemannen, zoals ook uit interviews bleek, worstelden met de dilemma’s waarmee ze zeer regelmatig te maken kregen. De Dordtse politieman Willem Durieux is daar een goed voorbeeld van. Aan de ene kant voerde hij de opdrachten van de bezetter uit en aan de andere kant probeerde hij deze tegen te werken. Volgens de politierapporten nam hij deel aan enkele transporten van Joden naar de Joodse Schouwburg in Amsterdam. Daarnaast was hij lid geworden van het verzet en hielp als zodanig een Joods echtpaar. Na de bevrijding werd als dank in het Westerweelbos in Israël een boom voor hem geplant.
Verwacht u dat uw boek nog voor opschudding kan zorgen, bijvoorbeeld bij nabestaanden van de hoofdpersonen?
Dit is een lastige vraag omdat ik tijdens het onderzoek vooral te maken kreeg met een nogal gesloten gemeenschap. Op vragen via de media om informatie reageerde nagenoeg niemand. Wel werd uit de weinige reacties duidelijk dat er onderhuids nog van alles boeide. Het kan dus nog alle kanten op. Wel heb ik gemerkt dat nabestaanden van verzetsstrijders en slachtoffers blij zijn dat het uiteindelijk is uitgezocht. Voor hen heb ik een stukje ontbrekende familiegeschiedenis kunnen invullen.
Het hoofdbureau van politie aan de Groenmarkt. Zandzakken moesten een deel van de voorgevel beschermen tijdens een bombardement. (RAD)
U bent zelf politieman. Maakt dit het moeilijker of juist makkelijker om objectief onderzoek te doen naar politiemensen die in bezettingstijd actief bijdroegen aan de Jodenvervolging? Heeft u een oordeel over het gedrag van deze politiemensen of beperkt u zich tot de feiten?
Als politieman oordelen over de rol van de politie tijdens de bezetting heb ik altijd heel lastig gevonden en zoveel mogelijk achterwege gelaten. Zeker toen ik klaar was met het interviewen van ongeveer driehonderd politiemannen die tijdens de bezetting als politieman in functie waren. Pas toen realiseerde ik mij met welke dilemma’s zij te maken kregen. Het speuren in de archieven en het schrijven van de verhalen doe ik dan ook vooral vanuit het perspectief van historicus en niet als politieman. Dit waarborgt mijns inziens de objectiviteit.
Heeft u met uw boek alle vragen kunnen beantwoorden of zijn er nog aspecten van deze geschiedenis die u nog hoopt verder te kunnen ontrafelen?
Concrete aanwijzingen die erop duiden dat Evers de top van de Dordtse illegaliteit chanteerde omdat hij teveel van hen wist, zijn in het kader van mijn onderzoek niet gevonden. Dat er achter het contact tussen hem en de top een geheimzinnige en niet al te betrouwbare wereld schuilging die zich ontwikkelde tot een Dordtse affaire, staat buiten kijf. Ik hoop dat er toch nog ergens documenten opduiken die de gehele affaire ontkrachten of versterken. Beiden kunnen bijdragen tot een nog completer beeld.