TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Jodenhelpers uit nazi-Duitsland vormden een bont gezelschap

Terwijl de meeste Duitsers zich tijdens de Tweede Wereldoorlog afzijdig hielden of de Jodenvervolging actief of passief ondersteunden, behielden sommigen hun menslievendheid. Met gevaar voor eigen leven besloten zij hun Joodse medemensen te helpen. Het verfilmde verhaal van Oskar Schindler is wereldberoemd, maar er waren uiteraard meer Duitsers die zich verzetten tegen de rassenwaan van de nazi’s. In zijn nieuwe boek In de schaduw van Schindler staat WOII-kenner Kevin Prenger uitgebreid stil bij de Jodenhelpers uit Hitlers Derde Rijk die relatief onbekend zijn gebleven. Naar aanleiding van de verschijning van zijn boek stelde Historiek de auteur enkele vragen:

Expositieruimte van de Gedenkstätte Stille Helden aan de Stauffenbergstrasse 13-14 in Berlijn. Foto: Koos Winkelman


Je nieuwe boek gaat specifiek over Duitsers die tijdens de Tweede Wereldoorlog hulp boden aan Joden. Hoe kwam je op dit onderwerp?

Elk jaar verschijnen er wel nieuwe boeken waarin het Duitse daderschap de boventoon voert. Het aantal boeken over Hitler, Himmler, Heydrich en Eichmann is ontelbaar. Dat is natuurlijk begrijpelijk, want de misdaden waar deze mannen verantwoordelijk voor waren – in het bijzonder die tegen de Europese Joden – kennen geen gelijke in de geschiedenis. Je zou er echter haast door gaan denken dat er in nazi-Duitsland alleen maar daders en onverschillige omstanders waren.

De enige Jodenhelper uit nazi-Duitsland met grote bekendheid is Oskar Schindler. Dat is natuurlijk te danken aan Steven Spielbergs succesvolle speelfilm Schindler’s List (1993). Er waren echter meer Duitsers die eveneens in de bres sprongen voor hun Joodse medemens. Ik schreef voor TracesOfWar.nl al eens artikelen over twee Wehrmacht-officieren die Joden geholpen hebben: Karl Plagge en Wilm Hosenfeld. Laatstgenoemde zou je kunnen kennen uit de film The Pianist (2002). Ik was echter benieuwd naar de verhalen van andere Duitse Jodenhelpers. Wie waren zij en waarom hielpen zij hun Joodse medemensen wel, terwijl veel van hun landgenoten meewerkten aan de Jodenvervolging of passief toekeken terwijl dit onder hun ogen gebeurde?

In je inleiding haal je de Amerikaanse politicoloog Daniel Goldhagen aan die sprak van collectieve steun van het Duitse volk aan het vernietigingsprogramma van de nazi’s. Je maakt in je boek duidelijk dat dat beeld genuanceerd dient te worden. Waarom?

Het werk van Daniel Goldhagen is al veelvuldig bekritiseerd door historici en andere deskundigen. Ik haal zijn boek Hitlers gewillige beulen vooral aan omdat de inhoud sterk contrasteert met de verhalen die ik vertel. Het aantal bij naam bekende Duitse Jodenhelpers is weliswaar heel beperkt, maar de Gedenkstätte Stille Helden in Berlijn, een gedenkplaats voor het verzet tegen de Jodenvervolging door nazi-Duitsland, schat dat er in Duitsland tienduizenden Jodenhelpers waren. Hulp kon bestaan uit het bieden van een onderduikplaats, maar ook uit het leveren van levensmiddelen, medicijnen, vervoer of valse papieren.

Otto Weidt, eigenaar van de blindenwerkplaats in Berlijn-Mitte. Bron: Gedenkstätte Deutscher Widerstand, Berlijn
De Jodenhelpers waren vaak zelf ook afhankelijk van hulp van andere niet-Joodse Duitsers. Dat gold bijvoorbeeld voor de door mij beschreven Otto Weidt, de eigenaar van een blindenwerkplaats in Berlijn. Om zijn Joodse werknemers te kunnen beschermen bouwde hij een kleine maar betrouwbare verzetsgroep op en kreeg hij ook hulp van enkele politiemannen van het tegenover zijn werkplaats gelegen politiebureau. In zijn eentje had hij niets kunnen uitrichten.

Lang niet alle betrokkenen bij de hulp aan Joden in nazi-Duitsland zijn hiervoor onderscheiden en veel verhalen zijn ongetwijfeld verloren gegaan. De exacte omvang van de Jodenhulp in nazi-Duitsland is moeilijk in te schatten en moet ook niet overdreven worden, maar Goldhagen negeert dit aspect van de geschiedenis volkomen. De voortdurende nadruk op daders en passieve omstanders en het links laten liggen van de helpers draagt bij aan het idee dat er geen verzet mogelijk was tegen de Holocaust in nazi-Duitsland of zelfs dat alle Duitsers ‘gewillige beulen’ waren.

Tot januari 2021 zijn in totaal 641 Duitsers benoemd tot ‘Rechtvaardige onder de volkeren’. Wanneer werd er voor het eerst een Duitser gedecoreerd met de Yad Vashem-onderscheiding? En hoe gevoelig lag dat destijds?

Ludwig Wörl werd op 19 mei 1963 als eerste Duitser benoemd tot Rechtvaardige onder de Volkeren. Oskar Schindler had weliswaar op 1 mei 1962 ter ere van zijn heldendaden al een boom mogen planten in de Tuin der Rechtvaardigen onder de Volkeren in Jeruzalem, maar hem werd een formele benoeming tot Rechtvaardige nog onthouden. Pas op 24 juni 1993 volgde voor hem postume erkenning. Schindlers kandidatuur werd eerst afgewezen, omdat twee Pools-Joodse fabriekseigenaren hem beschuldigden dat hij hen mishandeld had toen ze hadden geweigerd hun bedrijven aan hem te verkopen.

Het verhaal van Ludwig Wörl is opmerkelijk, want hij zat zelf elf jaar gevangen in concentratiekampen van de nazi’s, waaronder in Auschwitz. Dat was dus gedurende bijna het volledige bestaan van Hitler-Duitsland. Het was gedurende zijn gevangenschap dat hij Joodse medegevangenen hielp overleven. Dat deed hij onder meer door als leider van de ziekenbarak in Auschwitz-Monowitz en het Stammlager Auschwitz de voorkeur te geven aan Joodse artsen boven Poolse. Door Joodse artsen werk te geven, werden ze niet direct naar de gaskamers gezonden en was hun overlevingskans dus groter.

Foto’s genomen van Ludwig Wörl gedurende zijn gevangenschap in Auschwitz. Bron: State Museum Auschwitz-Birkenau in Oświęcim


De erkenning van Wörl tot Rechtvaardige moet gezien worden tegen het licht van de in 1952 in gang gezette toenadering tussen Israël en de Bondsrepubliek Duitsland. Deze zou in 1965 uitmonden in een formele diplomatieke relatie tussen beide landen. In Israël kon men in 1963 een symbool van het ‘goede’ Duitsland goed gebruiken ter rechtvaardiging van het aanhalen van de banden tussen de twee landen. In zijn eigen land ging er minder aandacht uit naar Wörls heldendaden. Hij ervoer zelfs wantrouwen vanwege de langdurige tijd dat hij gevangen had gezeten. “Wie langer dan drie maanden in KZ Auschwitz overleefde, kan dat slechts ten koste van zijn kameraden [hebben gedaan]” was volgens hem het vooroordeel. Tegenwoordig is vrijwel het enige dat aan deze held herinnert een straatnaam in de wijk Hadern in München, waar hij tot zijn dood woonde. Zoek de ‘Ludwig-Wörl-Weg’ eens op in Google Maps; behalve bestemmingsverkeer komt er waarschijnlijk geen hond.

In je boek portretteer je zes Yad Vashem-ontvangers. Hoe kwam je tot een selectie? En wat trof je in de verhalen van deze Jodenhelpers?

Voorzijde van de erepenning voor de Rechtvaardigen onder de Volkeren. De tekst in het Hebreeuws betekent: ‘Wie één leven redt, redt de hele wereld’. Bron: United States Holocaust Memorial Museum Collection, gift van Michael Mautner
Armin T. Wegner, Gustav Schröder, Hermann Friedrich Gräbe, Otto Weidt, Maria von Maltzan en Ludwig Wörl zijn niet per se uitgekozen omdat ze representatief zijn voor alle Duitse Rechtvaardigen. De keuze voor deze personen is voortgekomen uit de hoeveelheid beschikbare bronnen, de bijzonderheid van hun verhaal en het feit dat hun heldendaden zich afspeelden in verschillende tijdvakken of fases van de Holocaust. Het verzet van de pacifistische intellectueel en succesvolle reisboekenschrijver Armin T. Wegner vond bijvoorbeeld al in april 1933 plaats. Hij schreef toen een boze brief aan Hitler over de discriminerende maatregelen tegen de Joden. Eerder had hij zich trouwens opgeworpen als pleitbezorger voor het tijdens de Eerste Wereldoorlog door Turkse staat vervolgde Armeense volk. Hij vreesde – terecht, zoals later bleek – dat de Joden eenzelfde lot wachtte als de Armenen.

Het verhaal van Hermann Friedrich Gräbe speelt zich pas af vanaf 1941, toen hij als ingenieur naar Oekraïne werd gezonden om opdrachten aan te nemen voor de Duitse spoorwegen. Hij was persoonlijk getuige van hoe de Joodse bevolking hier door zijn landgenoten werd uitgemoord en probeerde zijn Joodse werknemers en hun familieleden hiertegen te beschermen. De daarbij door hem vertoonde heldenmoed doet zeker niets onder voor die van Oskar Schindler, alleen is Gräbe’s verhaal niet verfilmd door Hollywood.

Wat me het meest trof in deze verhalen was de onbaatzuchtigheid van de helpers en hun morele standvastigheid. Met hun handelen gingen ze lijnrecht in tegen het beleid van hun eigen regering. Ze namen hun eigen besluiten en lieten zich door niemand dicteren. Het feit dat de Duitse oorlogsgeneratie niet alleen uit daders en passieve omstanders bestond vind ik inspirerender dan een zoveelste betoog over collectieve schuld – hoe terecht het ook is dat hierover gesproken blijft worden. Ook tegenwoordig hebben we mensen nodig die tegen de stroom in zwemmen, niet om er zelf beter van te worden, maar om de maatschappij te verbeteren en medemensen te helpen.

Met welke risico’s kregen Duitsers die in de bres sprongen voor hun Joodse landgenoten te maken?

Aan het helpen van Joden zaten voor Duitsers grote risico’s verbonden. Zelfs kleinschalige hulp, zoals het toestoppen van voedsel, werd door de naziautoriteiten zwaar opgevat. Wie in Duitsland onderduikers verborg moest altijd op zijn of haar hoede blijven om te voorkomen dat de onderduiker of onderduikers opgemerkt zouden worden door een met de nazi’s sympathiserende buurtbewoner. Het waren namelijk vaak gewone mensen die hun medemensen aangaven bij de Gestapo. De beruchte geheime politie werkte bij de gratie van burgerinformanten. Voor het opsporen van voortvluchtige Joden werden in Berlijn zelfs Joodse agenten ingezet, die tegen betaling hun eigen lotgenoten verrieden.

Je zou denken dat hulp door Duitsers aan Joden altijd bestraft werd met de dood, maar dat was niet het geval. Jodenhelpers uit nazi-Duitsland die werden betrapt, kwamen meestal in een concentratiekamp terecht, wat overigens wel tot de dood kon leiden. Er zijn wel Duitse Jodenhelpers die de doodstraf kregen, maar dan was er meestal sprake van hulp aan Joden in combinatie met andere ‘misdaden’. Zo werd de oorspronkelijk uit Wenen afkomstige sergeant Anton Schmid op 13 april 1942 geëxecuteerd na door een militair tribunaal veroordeeld te zijn voor hoogverraad. In Vilnius had hij niet alleen Joden helpen onderduiken, maar waren door hem ook Joodse verzetsleden vervoerd in voertuigen van de Wehrmacht. Het was vermoedelijk vooral vanwege de samenwerking met Joodse verzetsleden en het ongeoorloofde gebruik van legermaterieel dat hij ter dood werd veroordeeld. In 1966 werd hij geëerd door Yad Vashem.

Ik geef verschillende andere voorbeelden van Jodenhelpers uit nazi-Duitsland die door de nazi’s vervolgd werden voor hun verzetsdaden. Uit deze voorbeelden kan geconcludeerd worden dat gearresteerde Duitse helpers van Joden, zowel binnen als buiten Duitsland, verschillend werden bestraft, maar dat de persoonlijke gevolgen meestal enorm waren. Gevangenschap in een concentratiekamp leidde niet per se tot de dood, maar de ontberingen waren vaak groot. Dit verklaart waarschijnlijk mede waarom het aantal Jodenhelpers in het Duitse rijk niet groot was. Je moet het maar durven. Het toont tegelijkertijd aan hoe dapper het handelen was van degenen die hun Joodse medemensen wel hielpen.

Na de oorlog was vaak de ironische zegswijze ‘wir haben es nicht gewußt’ te horen, om aan te geven dat de Duitsers passief waren en soms zelfs niets zouden hebben geweten van de Holocaust. Welke impact heeft dit mantra volgens jou gehad op onze beoordeling van de houding van het Duitse volk tijdens de Tweede Wereldoorlog?

Het heeft er denk ik toe bijgedragen dat er meer oog was voor Holocaustdaders dan voor ‘goede’ Duitsers. Het is interessant om opnieuw te verwijzen naar Ludwig Wörl, die getuigde tijdens het Auschwitzproces in Frankfurt-am-Main, dat begon op 20 december 1963. Hij voelde afkeer voor het argument van ‘Befehlsnotstand’ waarop verschillende van de aangeklaagde kampbewakers zich beriepen. Dat hield in dat ze zich verschuilden achter bevelen van hogerhand, onder het mom van ‘bevel is bevel’. Hij zei hierover:

“Met Befehlsnotstand hoeft men bij mij niet aan te komen, ik ben er zelf het voorbeeld van dat het ook anders kon. En ik was niet de enige die zo gehandeld heeft.”

Ludwig Wörl was overigens een bescheiden Beierse timmerman. Hij had een morele wijsheid die vele hoogopgeleide en hooggeplaatste landgenoten niet hadden.

Hoe werd in Duitsland eigenlijk gereageerd op de invoering van de talloze anti-Joodse maatregelen? Waren er ook maatregelen waarop door niet-Joden met verontwaardiging werd gereageerd?

Van een grootschalig, openbaar protest is nimmer sprake geweest, maar dat betekent niet dat deze maatregelen op unanieme steun konden rekenen. Sommige Duits-Joodse Holocaustoverlevenden herinnerden zich bijvoorbeeld dat ze na de invoering van de Jodenster op straat met compassie werden bejegend door niet-Joden. Dat lang niet alle Duitsers achter het antisemitische beleid stonden, blijkt ook uit de woorden van nazileiders. Tegen nazicollega Albert Speer klaagde propagandaminister Joseph Goebbels erover dat de invoering van de Jodenster “het tegenovergestelde effect van wat ons voor ogen stond” had. “Overal toonden mensen medeleven met hen [de Joden]”, mopperde hij. “Deze natie is eenvoudigweg nog niet volwassen; ze zit nog vol met allerlei soorten idiote sentimentaliteit.” Een soortgelijke uitspraak is afkomstig van SS-leider Heinrich Himmler. Tijdens een beruchte toespraak in Poznań in Polen op 4 oktober 1943, waarin hij de uitvoerders van de massamoord op de Joden prees, sprak hij tegenover een publiek van 92 SS-generaals denigrerend over “alle 80 miljoen brave Duitsers” die elk hun “eigen fatsoenlijke Joden” kenden. “Men zegt: alle anderen zijn zwijnen, maar dit is een prima Jood.”

Bruinhemden in Berlijn tijdens de anti-Joodse boycot van 1 april 1933. Bron: Bundesarchiv, Bild 102-14468 / Georg Pahl / CC-BY-SA 3.0


Van protesten tegen de deportatie van de Joden vanuit Duitsland was nimmer echt sprake. De vrouwen die zich in februari en maart 1943 dagenlang ophielden voor een gebouw aan de Rosenstrasse 2-4 in Berlijn protesteerden niet tegen het deportatiebeleid, maar waren bezorgd over het lot van hun Joodse echtgenoten en zoons die in het gebouw vastgehouden werden. Ze eisten hun vrijlating, die vanaf 1 maart plaats vond. Het was waarschijnlijk nooit de bedoeling van de nazi’s geweest de mannen te deporteren, aangezien ze vanwege hun gemengde huwelijk of gedeeltelijk ‘Arische’ afkomst daarvan gevrijwaard waren. Dat de mannen gearresteerd waren en gedurende meerdere dagen opgesloten zaten, was om hun identiteit te controleren en om ze te scheiden van de meer dan 10.000 Joden die wel afgevoerd zouden worden naar Auschwitz om daar vermoord te worden.

Je schrijft in je boek dat het vanuit de kerken “oorverdovend stil” bleef. Hoe is dit volgens jou te verklaren?

Ik bedoel dan vooral de hoogste organen van de Duitse kerken, want onder de Duitse Rechtvaardigen bevinden zich verschillende individuele geestelijken, zowel van protestantse als katholieke signatuur. Een indrukwekkend voorbeeld van zo iemand is Bernhard Lichtenberg, de hoogste functionaris van de Sint-Hedwigkathedraal in Berlijn. Terwijl het geweld van de Kristallnacht nog maar enkele uren geluwd was, verklaarde de geestelijke publiekelijk “dat ook de tempel die daarbuiten tot de grond toe is afgebrand het huis van God is”, waarmee hij natuurlijk doelde op de synagogen in de stad. Toen twee vrouwelijke bezoekers van de kathedraal hem op 29 augustus 1941 een gebed hoorden uitspreken voor de “arme vervolgde Joden” gaven ze hem aan bij de Gestapo die hem op 23 oktober 1941 arresteerde. Hij werd veroordeeld voor verraad en was tot zijn dood op 5 november 1943 gevangene van de nazi’s.

Een collectief protest vanuit de kerken is uitgebleven. De protestantse kerk collaboreerde op grote schaal met het naziregime. Verzet was er voornamelijk vanuit de protestantse verzetsbeweging de Bekennende Kirche, maar de leden van deze relatief kleine groep kregen zelf ook met vervolging te maken. De katholieke kerken in Duitsland stelden zich vermoedelijk gehoorzaam op aan het Vaticaan. De houding van Paus XII ten opzichte van de Jodenvervolging in Europa is al vaak bekritiseerd. Mij gaat het in dit boek echter niet om het uitblijven van steun aan de Joden, maar juist om de individuen die wél hulp gaven. Tijdens een verhoor door de Gestapo legde Lichtenberg zijn religieuze motivatie in niet mis te verstane woorden uit:

“Ik verzet me tegen de deportatie [van de Joden] en alle gevolgen omdat het tegen de belangrijkste regel van het Christendom in gaat: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’, en ik beschouw ook de Joden als mijn naasten […]”.

In het afsluitende deel van je boek over het ‘DNA’ van de Duitse Jodenhelpers sta je stil bij het bekende Bijbelverhaal over de Barmhartige Samaritaan. Je beschrijf hoe dit verhaal twee Amerikaanse psychologen inspireerde tot een sociaal experiment. Waarom was dit onderzoek relevant voor jouw boek?

Beknopt uitgelegd bestond dit experiment van sociaal psychologen John M. Darley en Daniel Batson van de Princeton University eruit dat de proefpersonen zich moesten begeven van locatie A naar B. Onderweg werden ze geconfronteerd met een hulpbehoevende man. Sommige deelnemers moesten de route snel afleggen, om niet te laat te komen, anderen hadden wel genoeg tijd. Op locatie B moesten ze een korte presentatie houden over de Barmhartige Samaritaan. Met name de deelnemers die de route haastig moesten afleggen, stopten niet om de hulpbehoevende man te helpen. Iemands religieuze beleving maakte hierbij geen verschil. Geconcludeerd werd dat een persoon met haast minder genegen zal zijn om andere mensen te helpen. Bij aankomst op locatie B leek het echter veel deelnemers aan de proef innerlijk dwars te zitten dat ze hadden moeten kiezen tussen het helpen van het slachtoffer en het voldoen aan de eisen van hun opdrachtgever. Het niet verlenen van hulp hoefde dus volgens de initiators van het experiment geen daad van hardvochtigheid te zijn, maar een keuze die voortkwam uit een innerlijk conflict.

Er valt wel wat af te dingen op dit experiment, dat met nog geen vijftig proefpersonen werd uitgevoerd, maar tegelijkertijd vind ik de conclusie dat omstandigheden – in dit geval de beschikbare tijd – bij altruïstisch handelen een grotere rol spelen dan iemands (religieuze) persoonlijkheidskenmerken een interessante.

Gravin Maria von Maltzan in 1939. Bron: familiebezit, reproductie van Gedenkstätte Deutscher Widerstand, Berlijn
Bestudeer je de achtergronden van de Duitse Rechtvaardigen dan blijkt dat het een zeer bont gezelschap is. Net als bij het experiment, waar de persoonlijke eigenschappen ondergeschikt bleken aan de beschikbare tijd, vormen de persoonlijke eigenschappen van de Duitse Jodenhelpers meestal geen goede graadmeter voor de vraag waarom iemand hulp verleende. Een uniform profiel van de Duitse Jodenhelper is niet te maken door de grote onderlinge verschillen tussen hun persoonlijke achtergronden en eigenschappen. Hun geslacht, leeftijd, geloof, opvoeding, karakter en beroep speelden weliswaar een rol bij hun ontwikkeling tot Jodenhelper, maar slechts op individueel niveau. Een Berlijnse huisvrouw van middelbare leeftijd uit de arbeidersklasse kon zich net zo goed ontpoppen tot Jodenhelper als een katholieke geestelijke van in de zestig of een op winst beluste ondernemer van in de dertig.

Ik haal ook andere onderzoeken en onderzoekers aan, waaronder Mordecai Paldiel, die het Righteous Department van Yad Vashem jarenlang leidde. Hij onderscheidt drie factoren die vooral van belang waren bij de totstandkoming van hulp aan Joden: 1.) bewustzijn, 2.) gelegenheid en 3.) de afwezigheid van anderen die iets deden. Bewustzijn houdt in dat de helpers wisten van de nood waarin de Joden verkeerden. Gelegenheid speelt een niet minder belangrijke rol, want Duitsers die nooit in aanraking kwamen met Joden kregen ook niet de kans hen te helpen. Punt drie kun je vergelijken met het sociaalpsychologische fenomeen dat bekend staat als het ‘omstandereffect’. Des te meer mensen kunnen helpen, des te minder groot de kans dat mensen ook daadwerkelijk helpen. Dreigt iemand te verdrinken en is er verder niemand in de buurt, dan komt iemand eerder in actie dan wanneer er vele andere toeschouwers zijn, want waarom zou juist jij dan degene moeten zijn die in actie komt?

De verscheidenheid aan achtergronden van de Duitse Rechtvaardigen laat zien dat in elke mens een mensenredder kan schuilen. Sommigen, zoals de al sinds haar jeugd eigengereide gravin Maria von Maltzan, waren door hun humanitaire idealen en onafhankelijke karakter haast in de wieg gelegd om in de bres te springen voor mensen in gevaar. Van velen zou echter niemand van tevoren hebben kunnen denken dat ze zich ooit zouden gaan bekommeren om hun vervolgde medemens. Zoals Christopher Browning constateert dat de genocide plegende politiemensen van het 101ste reserve-politiebataljon ‘doodgewone mannen’ (ordinary men) waren, zo kunnen de Duitse Rechtvaardigen worden beschouwd als doodgewone mannen en vrouwen. Ik hoop met mijn boek eraan bij te dragen dat deze mensen hun verdiende plek in de geschiedenis krijgen – naast Schindler en niet in zijn schaduw.

In de schaduw van Schindler
Jodenhelpers uit Nazi-Duitsland
ISBN: 9789089757241
Meer informatie over dit boek
Bestel nu bij Bol.com
In de schaduw van Schindler

Gebruikte bron(nen)