De onderzeebootjagers van de Chasseur 41-klasse was een voortzetting van de Chasseur 5-klasse, echter in plaats van een houten romp werd een metalen romp gebruikt. Van de acht op stapel gezette schepen werden drie schepen nog voor mei 1940 in dienst gesteld. De overige vijf schepen werden na de Duitse inval afgebouwd voor de Kriegsmarine en als Räumboote ingezet.
Gebaseerd op de ervaringen met de onderzeebootoorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog en de dreiging van de Tweede Wereldoorlog, begon de U.S. Navy zich vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voor de bereiden op deze dreiging. Aanvankelijk werden een aantal particuliere jachten aangekocht en verbouwd tot onderzeebootjager, maar al spoedig begon met met het ontwerpen van speciaal voor dit doel bedoelde schepen. Eén van de klassen voor dit doel ontworpen was de 173' metende PC-461-klasse.
De eerste Franse onderzeebootjager werden door de Franse Marine aan het einde van de Eerste Wereldoorlog overgenomen van de Amerikaanse U.S. Navy. Met de ervaringen opgedaan met deze schepen werden direct na de Eerste Wereldoorlog eigen schepen van dit type op stapel gezet. Deze bouw en ontwerp programma's gingen door tot vlak voor de Tweede Wereldoorlog, waarbij de laatste schepen voor de Kriegsmarine werden afgebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog werd ditzelfde patroon gevolgd. Direct na de Tweede Wereldoorlog werden een reeks Amerikaanse onderzeebootjagers overgenomen. Hierna werd dit type vervangen en opgevolgd door Patrouillevaartuigen.
De Chausseur 5-klasse was een groep van zeventien onderzeebootjagers gebouwd vanaf 1938 en bedoeld als een eerste vervanging van de nog uit de Eerste Wereldoorlog stammende Amerikaanse en kort na de Eerste Wereldoorlog gebouwde Franse onderzeebootjagers. Elf schepen werden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog afgeleverd, één schip werd op de werf vernietigd, vier schepen kwamen korte tijd in dienst van de Kriegsmarine en één schip bleef in Franse dienst. Acht schepen gingen tijdens de oorlog verloren en twee schepen werden na de oorlog aan Syrië verkocht.
Tussen augustus 1942 en januari 1945 nam de Japanse Keizerlijke Marine een zevental onderzeebootjagers in dienst die waren gebouwd aan het Marine Etablissement in Soerabaja. Van oorsprong waren dit voor de Nederlandse Marine in aanbouw zijnde patrouillevaartuigen van de B-klasse (1942) waarvan een aantal voor de Japanse marine werden afgebouwd. Van de zeven vaartuigen gingen er twee verloren door oorlogshandelingen.